Guidance middellange en lange termijn

Opgesteld door het KNMI op vrijdag 02 oktober 2020 om 04.34 uur

Geldig van zondag 04 oktober tot vrijdag 16 oktober

Synoptische ontwikkeling:
Een groot deel van de periode wordt het weer bepaald door een hoogtelaag
boven de Britse Eilanden en Het Kanaal, waarbij de straalstroom een vrij
zuidelijke positie heeft. Later in de week komt het zwaartepunt van de
lage druk iets noordelijker te liggen. Voortdurend passeren
randstoringen of troggen die voor regen of buien zorgen. Vanaf zaterdag
10 oktober lijkt de cyclonaliteit iets af te nemen.

Modelbeoordeling en onzekerheden:
Eigenlijk laat de pluimgrafiek van de windrichting het duidelijk zien;
het ENS is vrij eensgezind wat betreft de evolutie van het drukpatroon
en de stroming in onze omgeving. De CAPE-pluim verraadt dat er vanaf
volgend begin volgende week vrijwel elke dag onstabiliteit is die
volgens de neerslagpluim ook regelmatig vertaald wordt in convectieve
neerslag, hetgeen kenmerkend is voor polaire lucht met vrij koele
bovenluchten. De maximumtemperaturen liggen over het algemeen dan ook
iets onder normaal, terwijl de minima bij veel bewolking en wind juist
aan de hoge kant zullen zijn. De straalstroom lijkt in de loop van de
week wat gunstiger te komen liggen voor de forcering van (snel)
uitdiepende randstoringen en vanaf dat moment zien we wel enkele
ENS-leden die met storm of zware windstoten komen. Aan het einde van de
periode zien we de kansen op neerslag iets afnemen t.g.v. de in onze
omgeving afremmende zonale stroming. Vanaf het weekeinde van 10/11
oktober zien we meer en meer EPS-leden waarin een hoog tussen IJsland en
Groenland ontstaat. In ons aandachtsgebied lijken de neerslagkansen dan
iets af te nemen, maar de stroming lijkt toch nog wel overwegend
cyclonaal te blijven.

Samenvatting meerdaagse-periode:
Wisselvallig met van tijd tot tijd regen of buien. De middagtemperaturen
liggen overwegend onder normaal, de minima juist iets boven normaal.

Samenvatting EPS-periode:
De eerste dagen een grote kans (80%) op het aanhouden van het
wisselvallige weertype met maximumtemperaturen rond of iets beneden het
langjarig gemiddelde. Daarna neemt de kans op een overgang naar een
droger weertype toe naar 40-50%.



Paraaf meteoroloog: buscher
Bron: KNMI