Guidance modelbeoordeling voor Nederland, de Nederlandse kustwateren en
de Noordzee, gebaseerd op de HIRLAM run van 06 UTC en de overige
genoemde modellen en gidsen met bijbehorende runtijd.

Geldig tot zondag 25 maart 2018 24.00 locale tijd

Opgesteld op zaterdag 24 maart 2018 om 09.39 uur

MODELLENBEOORDELING.
SYNOPTISCHE SITUATIE:
Aan de westflank van een omvangrijk hogedrukgebied met het centrum boven
Oost-Europa wordt bevinden we ons aanvankelijk nog in een zuid- tot
zuidoostelijke stroming. Een vrijwel stationair laag dat zich momenteel
boven de Noorse Zee bevindt verplaatst zich vandaag en morgen heel
geleidelijk richting de Shetlands. Tegelijkertijd trekt een laag met de
kern boven de Golf van Biskaje verder zuidoostwaarts en vult morgen
uiteindelijk boven de Pyreneeën op. Het gevolg is dat ons land in de
loop van de avond in een zadelgebied komt te liggen met weinig stroming.
Een zwakke ZW-NO georienteerde occlusie ligt ongeveer van Wales tot aan
het noorden van Denemarken (goed te volgen op TFP en Theta-W van 4) en
zal in de loop van zondagmiddag en -avond zuidoostwaarts ons land gaan
passeren. Tegelijkertijd komen we dan ook aan de oostflank van een
opbouwend Azoren-hoog in een zwakke noordelijke stroming terecht.

MODELBEOORDELING:
Geen noemenswaardige verschillen wat betreft de synoptische
ontwikkeling. Er zijn wel verschillen in het convectieve neerslagsignaal
voor vanmiddag en morgen overdag. Vanmiddag is H36 de enige die dit laat
zien, wat gezien de progtemps niet meer kan zijn dan een heel licht
buitje uit een dikke CU(/SC-laag). Niet genoemd in de
luchtvaartproducten. Morgen overdag op dagelijkse gang in combinatie met
de vochtigere lucht bij de occlusie een sterker buiensignaal. Dit
buiensignaal is niet zichtbaar in H40 ondanks dat de progtemps wel
duidelijk genoeg vocht en onstabiliteit tonen. Verder zijn er
verschillen in de grenslaag, waarbij H36 op dit moment teveel mist en
lage bewolking heeft boven de Noordzee. De andere modellen hebben dit
meer lokaal en alleen in het noorden van de FIR en dit komt beter
overeen met de werkelijkheid en is de richting die we aanhouden. H36
heeft dan weer te weinig SC actueel boven ons land, in tegenstelling tot
de andere modellen die dichter bij de werkelijkheid zitten.
Aandachtspunt is de hoeveelheid SC die vannacht aanwezig zal zijn boven
land en ook weer zal moeten ontstaan/overblijven uit de CU die zich
vanmiddag vormt. Eigenlijk hebben alle modellen consistent op
uitgebreide schaal SC-velden met slechts enkele opklaringen, wel op hele
verschillende plaatsen, waarin dan ook grondmist kan ontstaan. We gaan
voorlopig uit van enkele opklaringen verspreid over het land. Bij de
zwakke occlusie in alle modellen een duidelijk signaal voor stratus en
mist, het zwaarst in H36 en het minst in HIR. We gaan uit van een
middenweg.

AANDACHTSPUNTEN.
WIND:
Geen bijzonderheden.

BEWOLKING:
Aandachtspunt dus hoe uitgebreid en waar de opklaringen zullen gaan
voorkomen vannacht. Morgen overdag TCu's met toppen tot

NEERSLAG:
Zie modelbeoordeling.

ZICHT:
Boven land goede zichten, vannacht in opklaringen lokaal vorming van
nevel en bij langdurige opklaringen ook vorming van grondmist. De mate
hiervan is dus afhankelijk van de hoeveelheid opklaringen. Voorlopig
gaan we uit van lokaal grondmist. Boven de Noordzee, met name in het
noorden van de FIR matige en slechte zichten en lokaal mist. Bij de
occlusie in de vochtiger wordende lucht morgenavond overal op
uitgebreide schaal teruglopende condities.

TEMPERATUUR:
Tot en met vanavond geen bijzonderheden. Voor vannacht lopen de Tmin
sterk uiteen afhankelijk van de hoeveelheid bewolking in de modellen.
HIR is sowieso enkele graden te warm. We gaan uit van 3-5 graden Celsius
onder bewolking en rond het vriespunt in (langdurige) opklaringen. Tweg
blijven overwegend ruim boven nul maar kunnen in een opklaring ook dicht
bij het vriespunt uitkomen. De wegen zijn echter droog en condensatie is
niet realistisch waarmee we dus niet uit gaan van gladheid.



Paraaf meteoroloog: wijs
Bron: KNMI